Stadsrekening 2019

Paragrafen

Bedrijfsvoering

Resultaat bedrijfsvoering

Uitvoeringskosten per programma

(positief = nadeel, negatief = voordeel)


Categorie
* € 1 mln

Begroot dynamisch

Realisatie

Resultaat

Bereikbaarheid

7,1

7,8

-0,7

Bestuur en organisatie

57,6

61,6

-4,0

Cultuur en Cultureel Erfgoed

3,6

2,9

0,7

Economie en toerisme

1,7

1,9

-0,2

Financiën

2,2

2,7

-0,5

Onderwijs

2,6

2,1

0,5

Openbare ruimte

4,7

4,3

0,5

Sport

4,6

4,1

0,5

Veiligheid

5,9

5,3

0,6

Welzijn, Wijkontwikkeling en Zorg

14,0

12,8

1,1

Werk en Inkomen

12,9

11,6

1,3

Wonen en stedelijke ontwikkeling

6,3

6,2

0,1

Eindtotaal

123,2

123,3

-0,1

Begroting en realisatie t/m zie 'Laatst aangepast op' rechtsonder deze tabel
Resultaat = Begroting -/- Realisatie

Uitvoeringskosten per categorie

(positief = nadeel, negatief = voordeel)

Categorie

Begroot dynamisch

Realisatie

Resultaat

* € 1 miljoen

salarissen en sociale lasten

112,0

108,0

4,0

inhuur

4,7

10,2

-5,5

diverse personeelskosten

2,5

2,4

0,1

kapitaallasten

5,8

5,7

0,1

overige lasten

23,4

22,2

1,2

TOTAAL LASTEN

148,4

148,5

-0,1

te dekken door rendabele projecten

grondexploitaties

8,8

11,1

-2,3

investeringen

7,3

1,8

5,5

door inzet programmamiddelen

0,4

2,3

-1,9

vergoedingen personeel bij derden

1,2

2,0

-0,8

overige opbrengsten

7,5

8,0

-0,5

TOTAAL DEKKING

25,2

25,2

0

BUDGET UITVOERINGSKOSTEN

123,2

123,3

-0,1

Toelichting

Uitvoeringskosten in de programma’s

De verantwoording van het ambtelijk inzet kwam tot en met 2018 tot uitdrukking in de paragraaf Bedrijfsvoering. Voorheen verzamelden we alle salariskosten en andere kosten die bijdragen aan het draaiende houden van onze organisatie (=uitvoeringskosten), op kostenplaatsen (de afdelingen) en die werden dan verdeeld over programma’s. Dit werd op de programma’s niet zichtbaar. De vernieuwde verslaggevingsregels (vernieuwde BBV) heeft een verbod op verrekeningen ingevoerd en daarom kunnen we geen gebruik meer maken van de kostenverdelingen via de kostenplaatsen.

Vanaf boekjaar 2019 worden de uitvoeringskosten voor het eerst transparant zichtbaar op de programma’s. Omdat we alle info uit onze boekhouding willen halen, hebben we deze nu zo ingericht dat overhead bij elkaar staat op het programma Bestuur en Organisatie, en alle overige uitvoeringskosten direct op de programma’s terecht zijn gekomen. Een dergelijke operatie brengt heel wat werk met zich mee en laat dan ook nog wel wat onvolkomenheden zien.
 We constateren dit eerste jaar dat er nog onzuiverheden in zowel  de begrotingskant als  de realisatiekant zitten. Dit gaat dan  over de verdeling van de kosten over de programma’s. Is het overhead of directe uitvoeringskosten en voor welk programma zijn deze uitvoeringskosten dan gemaakt?  Doordat ervaringscijfers nog ontbreken en we  hierin nog lerende zijn, komen er afwijkingen voor op de programma’s op het onderdeel uitvoeringskosten en overhead.

Op totaalniveau zien we een afwijking op uitvoeringskosten van € 143.000 nadelig. Door voorgaande constatering is een toelichting op programmaniveau nagenoeg onmogelijk en zou leiden tot heel gedetailleerde analyses en toelichtingen. De algemene toelichting is, zoals gezegd,  een verschuiving tussen de uitvoeringskosten tussen programma’s en programma’s en overhead.  Wel is het mogelijk om op categorieniveau iets te zeggen over de uitvoeringskosten.

Inhuur
In bovenstaand overzicht (Uitvoeringskosten per categorie) zien we een overschrijding van € 5,5 miljoen op inhuur die grotendeels wordt gedekt uit vacatureruimte € 4 miljoen en besparing op diverse personeelskosten en overige lasten € 1,3 miljoen.

Inhuur wordt in onze systematiek altijd maar gedeeltelijk vooraf begroot. De niet begrote inhuur (gemiddeld 60%)  wordt gefinancierd vanuit andere dekkingsbronnen: vacatureruimte, planexploitaties en externe opbrengsten.
Hiermee leidt deze niet tot financiële overschrijdingen.

Onder vacatureruimte verstaan we de niet ingevulde functies. Dit betreffen niet altijd functies die onmiddellijk gemist kunnen worden en daarom moet we soms inhuren om de werkzaamheden door te kunnen laten gaan.
Verder moet er voor planexploitaties soms specifieke kennis of uitvoerenden ingehuurd worden, die niet op voorhand als inhuur geraamd zijn, maar in zijn algemeenheid als kosten planexploitaties.
Die kosten worden dan gedekt door de opbrengsten in de planexploitatie, maar zorgen er wel voor dat de inhuurkosten ten opzichte van de begroting overschreden worden.
Deze overschrijding is gedekt binnen de programmabegroting en is het resultaat van zorgvuldige afweging over nut en noodzaak van de inzet.

We streven er naar om elk jaar binnen de norm van 10% inhuur te blijven. Ten behoeve van de invulling van eerder genoemde vacatures en binnenhalen van specifieke kennis wordt deze norm soms overschreden. Zoals aangegeven staat hier wel dekking tegenover.

Overigens als we Nijmegen vergelijken in de benchmark van het A+O-fonds over 2018 (2019 is nog niet beschikbaar) zien we bij de 100.000+ gemeenten een gemiddeld percentage van 21,4% voor uitgaven aan externe inhuur. Bij ons lag dit percentage zoals eerder vermeld lager, namelijk 10,2% in 2018 en 11% in 2019.

Dekkingskant
Aan de dekkingskant zien we een verschuiving tussen investeringsprojecten naar grondexploitaties en programma’s. Deze verschuiving wordt in het komende begrotingsproces meegenomen en de oorzaken hiervan nader bezien. Waar nodig zal een herijking plaatsvinden en voorzover dit uitzetting van de programmamiddelen betekent, wordt dit ter keuze voorgelegd bij de raad.

ga terug
Deze pagina is gebouwd op 03/31/2021 13:59:59 met de export van 05/01/2020 10:41:49