Rente & risico's
Ook in 2019 is de rente nog historisch laag gebleven. Dit komt grotendeels door het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). Enerzijds brengt zij door het opkopen van staatsobligaties meer geld in omloop. Het grotere aanbod drukt de waarde van geld en daarmee de kosten van het lenen van geld. Anderzijds laat de ECB banken rente betalen als deze geld stallen bij de ECB. De ECB heeft aangekondigd het opkoopprogramma in september 2019 te heropenen. De ECB koopt ook nog steeds op om het bestaande programma te herfinancieren. De verwachte rentestijging blijft vooralsnog uit. Analisten verwachten dat de ECB de eigen rentetarieven pas in najaar 2020 eventueel zal verhogen. Belangrijk hierbij is de inflatieontwikkeling.
Voor leningen met korte looptijden was ook in 2019 sprake van een negatieve rente. Dus niet degene die geld leent betaalt rente, maar degene die het geld verstrekt. Bij kasgeldleningen met een looptijd van enkele weken kregen wij er daarom steeds geld bij. Hier hebben we maximaal van geprofiteerd binnen de wettelijke kasgeldlimiet. Wettelijk is de totale aflossing in een jaar gemaximeerd op 20% van het begrotingstotaal. De gemeente blijft onder deze renterisiconorm, zoals blijkt uit de bijlage ‘Leningen norm renterisico’
De gemeente maakt gebruik van leningen die pas aan het einde van de looptijd moeten worden afgelost. Als een lening afloopt moeten we deze meestal – deels- vervangen. Het risico bestaat dat de rente op dat moment hoog is. Om dit risico te beperken spreiden we meerjarig de momenten waarop leningen aflopen.
Bij elke looptijdkeuze kijken we ook naar de renteontwikkeling. In voorgaande jaren varieerden we aangegane leningen doorgaans met looptijden van 1 tot 10 jaar. Gezien de lage rentestand is het aantrekkelijk om leningen aan te gaan met een langere looptijd. Hiermee bereiken we een nog duurzamere financiering.
Het risico dat partijen waaraan we geld hebben verstrekt hun rente en aflossing niet meer kunnen betalen wordt zoveel mogelijk beperkt. Bij de aanvraag beoordelen we of een instelling een gezonde financiële positie heeft en de rente en aflossing kan blijven betalen. Daarnaast vragen we bij een onderpand om een hypotheekrecht en betrekken we waar mogelijk een waarborgfonds. Door een borgstelling van een waarborgfonds wordt het verlies bij het afboeken van een lening gedeeld.
De oude leningen aan woningcorporaties (eind 2019: € 22 miljoen) zijn volledig geborgd door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Sinds 1983 loopt dit niet meer direct via de gemeente. In plaats daarvan staat het waarborgfonds garant voor leningen van banken aan woningcorporaties. Gemeenten en het Rijk nemen samen wel een achtervangpositie in richting het WSW. Hier is echter nog nooit een beroep op gedaan. Leningen aan sportclubs worden voor 50% geborgd door de Stichting Waarborgfonds Sport.
Bankzaken met gemeenten vinden overwegend plaats met de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG), de Nederlandse WaterschapsBank (NWB) en uiteraard het Rijk. Het Rijk in verband met het verplichte schatkistbankieren. Naast het sluiten van rechtstreekse leningen bij genoemde instellingen, maken wij ook gebruik van schuldpapier dat via de BNG loopt. In dat geval treedt de BNG op als tussenpersoon van een lening.